Onderdelen van het warmtesysteem
Een warmtesysteem bestaat uit verschillende onderdelen. Zie figuur 1; dat lichten we nu verder toe.
Figuur 1: Opbouw Warmtenet (Bron: Startmotorkader Warmtenetten).
Bronnen (1)
Voorbeelden van bronnen zijn afvalverbrandingsinstallaties, elektriciteitscentrales, restwarmte, geothermie en bio-energie. Bronnen met een lage temperatuur kunnen een lage-temperatuurwarmtenet voeden of met een warmtepomp worden opgewaardeerd. Voorbeelden hiervan zijn aquathermie en restwarmte uit datacenters. Dit zijn bronnen die een constante hoeveelheid warmte produceren, terwijl de vraag naar warmte een sterke piek kent in de winterperiode.
Dit wordt opgevangen door hulpwarmtecentrales op aardgas of groengas en/of warmtebuffers. Deze kunnen bij de bron staan maar ook meer in de uitlopers van het netwerk.
Distributienetten (2, 4, 6)
Een warmtenet bestaat altijd uit twee leidingen: een aanvoer- en een retourleiding. De aangevoerde warmte wordt in gebouwen afgeleverd. Afgekoeld water loopt terug via een retourleiding nadat de warmte benut is.
Overdrachts- en onderstations (3, 5)
In deze stations zit een warmtewisselaar, om warmte over te dragen, en pompen om de warmte verder te verdelen. De druk in de leidingen wordt anders te hoog. De overdrachtstations voor woonwijken zitten in kleine gebouwen in de openbare ruimte. Bij levering aan hoogbouw of utiliteit kan een onderstation ook in de technische ruimte in een gebouw zitten.
Afleveren van warmte (7, 8, 9)
Vanaf het leidingnet in de straat komt de warmte bij de gebruiker door een aansluitleiding. Deze leiding loopt door tot in het gebouw, waar een afleverset is geplaatst. Deze neemt de plek in van de cv-ketel en vormt de verbinding met het warmtenet. De afleverset draagt warmte over aan de binneninstallatie en/of het tapwater.
Temperatuurniveaus
Het warmtenet kan op verschillende temperaturen werken. Hieronder een overzicht van de naamgeving en de temperatuurniveaus die hierbij horen.
|
Typische Afgifte-temperatuur*
|
Ruimteverwarming
|
Tapwaterbereiding
|
Hoge-temperatuur (HT)
|
90 oC
(>75 oC)
|
Ook toepasbaar in slecht geïsoleerde woningen (label E/F/G)
|
Regulier
|
Midden-temperatuur (MT)
|
55** – 75 oC
|
Ook toepasbaar in matig geïsoleerde woningen (afhankelijk van afgiftesysteem en temperatuurniveau vanaf label B - D)
|
Regulier
|
Lage-temperatuur (LT)
|
30 – 55** oC
|
Toepasbaar in goed geïsoleerde woningen en met lage-temperatuur radiatoren of vloerverwarming
|
Aanvullende voorzieningen nodig zoals een boosterwarmtepomp
|
Zeer lage temperatuur (ZLT)
|
10 – 30 oC
|
Met individuele warmtepomp voor verwarming.
Meestal ook geschikt voor koeling.***
|
Aanvullende voorziening nodig zoals een boosterwarmtepomp
|
* De afgiftetemperatuur kan afwijken van de aanvoertemperatuur van de warmteleverancier op het overdrachtspunt. Dit overdrachtspunt zit meestal bij de afleverset. Er is enkele graden warmteverlies over de afleverset en in de leidingen van de binneninstallatie.
** Het onderscheid tussen LT- en MT warmtenetten wordt bepaald door de mogelijkheid om rechtstreeks tapwater te bereiden uit het warmtenet (MT). Tapwater moet een minimale temperatuur van 55oC hebben op het tappunt.
*** In deze factsheet gaat het altijd over warmtenetten. Bij ZLT-netten wordt dan de combinatie van warmte- en koude bedoeld. Er bestaan ook enkele netten die specifiek bedoeld zijn om koude te leveren. Meer informatie over koudenetten is te vinden in de Factsheet over Koudenetten van TKI Urban Energy.
Beheer en organisatie van warmtenetten
Bij warmte is sprake van een ‘natuurlijk monopolie’. De afnemers zijn verbonden met een lokaal- of regionaal warmtenetwerk met een beperkt aantal warmtebronnen. Er is daardoor een fundamenteel verschil met bijvoorbeeld de elektriciteitsmarkt, waarbij alle bronnen en afnemers met hetzelfde netwerk verbonden zijn.
Bij warmtenetten wordt er nog wel eens onderscheid gemaakt tussen open- en gesloten warmtenetten. Er zijn twee manieren om dit onderscheid te maken, gebaseerd op bronnen en gebaseerd op rollen.
1. Gebaseerd op bronnen
- Je kunt een warmtenet ‘open’ noemen als meerdere warmtebronnen ‘invoeden’, oftewel hun warmte leveren, in hetzelfde systeem. Wij noemen dit liever een warmtenet met meerdere bronnen.
- Bij een open net voor meerdere bronnen staat het warmtenet open voor het invoeden van nieuwe bronnen. Bij meerdere bronnen koopt de warmteleverancier de warmte in op basis van prijs, beschikbaarheid en duurzaamheid. Dit voorkomt dat de warmteleverancier de bron waarvan hij zelf eigenaar is bevoordeeld ten opzichte van andere, meer geschikte bronnen.
- Enkele aandachtspunten voor een gemeente hierbij zijn:
o Verschillende aanbieders laten concurreren voor een zo laag mogelijke prijs.
o De zekerheid van levering van warmte in de komende decennia. Die is er niet altijd bij een bron.
o De duurzaamheid van de bronnen. Vaak zijn ze niet allemaal even duurzaam.
2. Gebaseerd op rollen
- Een open warmtenet is iets anders dan een gesplitst net, waarbij de ene partij de rol van netbeheerder op zich neemt, en een andere partij de rol van warmteleverancier. Dit wordt vaak gedaan om een net voor meerdere bronnen te realiseren, maar dit is geen voorwaarde. Voor de eindgebruiker is het wel belangrijk dat er één partij is die aangesproken kan worden op de integrale verantwoordelijkheid van het leveren van warmte. Dit is geregeld in de warmtewet.
- Bij een ‘gesloten’ (of een traditioneel) warmtenet wordt het warmtenet in zijn geheel beheerd door één warmtebedrijf. Deze partij neemt alle rollen in het warmtenet op zich. De warmteleverancier hoeft hierbij niet de eigenaar van de bron te zijn, maar is wel verantwoordelijk voor de leveringsbetrouwbaarheid. De warmteleverancier werkt dan vaak met langjarige contracten met de bron en bedrijft zelf een back-upinstallatie. Je kunt in deze constructie ook een open net en een warmtenet met open bronnen realiseren. Alleen het gesplitste net en het open net met leverancierskeuze (zie de volgende paragraaf) is in deze constructie niet te realiseren.
3. Gebaseerd op bronnen en rollen
Op een nog opener warmtenet, het open net met leverancierskeuze, voeden meerdere warmtebronnen in, is er ruimte voor nieuwe bronnen en heeft een afnemer(scollectief) de keuzevrijheid om van een bepaalde bron of een zelfgekozen leverancier zijn warmte te krijgen.
Vanwege het lokale karakter en de specifieke kenmerken van warmte (temperatuurniveau, onderscheid tussen basislast en pieklast) is er discussie of een open net met leverancierskeuze kan worden georganiseerd. Ook de verantwoordelijkheid voor betrouwbare levering is complexer. De overheid heeft, onder andere op basis van ervaringen in het buitenland, niet voor deze optie gekozen.