Er zijn vaak veel vragen over de duurzaamheid van biomassa. De belangrijkste punten staan hier op een rij.
CO2-uitstoot bij winning en transport van biomassa
Ondanks CO2-uitstoot bij productie en transport van houtige biomassa, zelfs van overzee, is de totale CO2-emissie op zijn minst 70% lager dan bij verbranding van fossiele bronnen. Energieopwekking uit vaste- en gasvormige biomassa zorgt daarmee voor een fors lagere CO2-uitstoot dan energieopwekking uit fossiele bronnen.
CO2-uitstoot bij verbranding van biomassa
Het klopt dat bij de verbranding van biomassa CO2 vrijkomt, maar dat is CO2 die recent is vastgelegd in de biomassa en dus kortgeleden uit de lucht is gehaald. Dit wordt kortcyclisch genoemd, in tegenstelling tot CO2 die in een ver verleden is vastgelegd in fossiele bronnen. De CO2 uit biomassa wordt door de EU dan ook als CO2-neutraal gezien. Een toelichting hierop vind je in de volgende infographics die RVO heeft laten maken:
Duurzaamheid van biomassa
Bron: Probos, 'Hout als hernieuwbare brandstof'
Een belangrijke voorwaarde voor de duurzame toepassing van resthout uit bos- en natuurterreinen is duurzaam beheer van die terreinen. Hier wordt rekening gehouden met sociale, ecologische én economische aspecten. Bij voorkeur zijn deze gecertificeerd met bijvoorbeeld een FSC- of PEFC-keurmerk voor duurzaam bosbeheer. Het Better Biomass-keurmerk houdt daarnaast ook rekening met de CO2-balans van het bos. Het Better Biomass-keurmerk (onderdeel van het ketencertificatiesysteem NTA 8080) voor houtpellets en -snippers geeft aan dat de hele keten voldoet aan de richtlijn en waarborgt de duurzaamheid van de gebruikte biomassa. Bekijk voor meer informatie de brochures:
Voor de productie van biogas worden gft-afval, mest en andere biomassareststromen uit de agrarische of voedingsmiddelenindustrie gebruikt. Gft-afval, mest en andere plantaardige reststromen zijn zogenoemde biogene afvalstromen; het restproduct dat na vergisting overblijft (het digestaat) wordt meestal gebruikt als grondverbeteraar en/of meststof. De aanwezige nutriënten gaan dan ook niet verloren; het is een voorbeeld van een circulair proces.
Het Planbureau voor de leefomgeving (PBL) heeft alle argumenten voor- en tegen biomassa op een rij gezet in het rapport Beschikbaarheid van toepassingsmogelijkheden van duurzame biomassa.
Beschikbaarheid van biomassa
Uit onderzoek in opdracht van RVO blijkt dat er de komende decennia voldoende biomassa beschikbaar is voor energiedoeleinden. Het PBL verwacht voor 2030 geen problemen en na 2030 een verschuiving van de inzet van resthout van bio-energie naar zogeheten biobased producten. Dit zijn producten gemaakt van bio-grondstoffen in plaats van fossiele bronnen. Daarnaast kan er meer biomassa uit resthout beschikbaar komen door onder andere efficiënter bos- en natuurbeheer en extra aanplant. Ook andere, nog onbenutte, laagwaardigere biomassastromen kunnen alsnog worden gebruikt. Er groeit momenteel meer biomassa dan dat er geoogst wordt in Nederland en de ons omringende landen.
Daarnaast denken sommige mensen dat er puur voor energiedoeleinden bos wordt gekapt. Dat komt zelden voor, omdat het hout voor energieproductie niet genoeg oplevert. De meeste biomassa gaat naar houtzagerijen voor hoogwaardigere producten zoals meubelen en bouwmateriaal, en naar de papierindustrie. Alleen de reststromen, zoals afvalhout uit houtzagerijen en top- en takhout uit bos-, natuur- en terreinbeheer, worden gebruikt voor bio-energie. Voor een langetermijnplanning van de bron van een warmtenet is het verstandig om te onderzoeken of ook andere warmtebronnen bruikbaar zijn. Op die manier is biomassa op termijn alleen nodig voor de piekvraag of kan helemaal worden vervangen. Biomassa voor bio-energie wordt dan ook gezien als een duurzame transitiebrandstof.
Meer informatie over de duurzaamheid en beschikbaarheid vaste biomassa vind je op de website van de RVO.
Wetgeving; emissienormen
Om de emissies van verontreinigende stoffen van bioketels naar de lucht tot een minimum te beperken, hanteert Nederland een van de strengste, maar haalbare emissie-eisen. Biomassa-installaties die aangevraagd zijn binnen de SDE+ regeling moeten voldoen aan de Nederlandse wetgeving zoals de Natuurbeschermingswet en wat betreft emissienormen aan het Activiteitenbesluit. Bioketels kleiner dan 500 kW moeten sinds 1 januari 2020 ook voldoen aan de zogenoemde Ecodesign-eisen.
Zonder aanvullende rookgasreiniging op de wettelijke emissie-eisen zijn de emissies van een vaste biomassagestookte ketel, zoals stof en stikstof (NOx) normaal gesproken hoger dan die van een aardgasgestookte ketel, maar vele malen lager dan van een open haard of houtkachel (lees ook het ‘Kennisdocument Houtstook in Nederland'). Mocht stikstof een knelpunt opleveren bij vergunningverlening, dan kan eventueel gebruik worden gemaakt van de ADC-toets.
Collectieve bioketelinstallaties voldoen aan strengere emissienormen dan kleine stookinstallaties (zie ook Kenniscentrum InfoMil). Door de uitvoerige rookgasreiniging die nodig is bij collectieve bioketelinstallaties zijn er dan ook veel minder emissies dan wanneer ieder huishouden een eigen houtkachel of -ketel inzet voor woningverwarming.